Naar Sint Maarten

Eén eiland met twee gezichten

Nou, het is zover! Na een week in de marina te hebben gelegen voor het oplossen van een paar technische problemen met de Zeevalk zijn we klaar voor vertrek. De boot is volgestouwd met water en blikvoer. Frank, die ons geholpen heeft om de boot in orde te maken, komt ons uitzwaaien. Waarschijnlijk wil ie zeker weten dat we goed wegkomen. Dat doen we ook, maar op 20 meter van de kade keren we toch terug; de toerenteller doet het niet. Gelukkig staat Frank er nog. Het moet zo zijn! Hij stapt gelijk op zijn fiets om z'n gereedschapskist te halen. Na wat draadjes te hebben gecontroleerd, doet alles het weer en gaan we eindelijk op weg. We zetten het zeil op en zeilen de baai uit. Een beetje weemoedig kijk ik rond. Wat een leuke tijd hebben we hier gehad... 

Er staat een aardig windje. Met een dubbel rif en een fokje zeilen we heerlijk langs de westkust van Martinique. Ik zie waanzinnige wolken boven de hoge bergen hangen. De zon kleurt ze mooi oranje. Wanneer de zon ondergaat, beginnen we aan ons avondritme. Hans gaat als eerste slapen. We hebben moeite om voorbij de punt van Martinique te komen. De wind komt uit alle hoeken en gaat ook wat liggen. De zeilen klapperen, de giek kraakt en de golven nemen het heft in handen. Ondanks onze zeeziektepleister zijn we allebei aardig katterig. Ik hoopte dat deze overtocht mij moed en energie zou geven voor de echt lange overtocht naar de Azoren. Maar helaas, die moet ik toch echt bij mezelf gaan vinden.

De avond valt 


Een overtocht is voor mij een haat-liefderelatie. De eerste dagen op zee denk ik altijd: "Waarom doe ik dit, dit is toch niet leuk?" Maar uiteindelijk - als ik het ritme van de oceaan te pakken heb -  geniet ik. Korte oversteken zijn dan ook vaak vermoeiender dan lange. Deze oversteek is kort, vermoeiend en zwaar. Gelukkig heeft Akko net voor vertrek een ventilator bij ons geplaatst. Die draait hier letterlijk klokje rond, want het is wárm in de boot. We houden alle luiken goed dicht, omdat er geregeld dikke golven de kuip in rollen. Tijdens handelingen in de kuip zijn we een paar keer goed nat geworden. Als twee zoute dropjes dalen we dan snel af naar de kajuit: snel alles uittrekken en schone kleren aan, anders wordt alles zout binnen.

Het eiland St. Eustatius

We zeilen langs allemaal mooie eilanden die we graag hadden willen bezoeken, maar waar Covid helaas een stokje voor steekt. Eerst Dominica, dan Guadeloupe. Tussen de eilanden krijgen we veel wind. Het laatste deel van de tocht passeren we St. Eustatius en Saba, een stukje Nederland. Na twee nachten komen we aan op St. Maarten. We liggen aan de Franse kant in de baai van Marigot, omdat dit makkelijker is met inklaren. We slapen de klok helemaal rond. Wanneer Hans wakker wordt, weet ie heel even niet meer waar hij is. "Op St. Maarten", lach ik. Dit is de enige plek op de wereld waar Nederland aan Frankrijk grenst. En dat is best een bijzonder verhaal. Ik citeer uit de reisgids van National Geographic:

'Volgens een plaatselijke legende is de verdeling van het eiland geregeld door een Fransman en een Hollander. Ze maakten een wandeling rond het eiland vanaf hetzelfde punt, maar in tegengestelde richting. De Fransman had een fles cognac bij zich en de Hollander een fles jenever. Toen de scheidslijn getrokken werd tussen het beginpunt en het punt waar ze elkaar weer ontmoet hadden, had Frankrijk een gebied van 54 kilometer bemachtigd en Holland slechts 41 kilometer. Hiermee was de superioriteit van de Franse cognac maar weer eens aangetoond.'

De baai van Marigot

St. Maarten is dus een eiland met een gespleten persoonlijkheid: Frans in het noorden, Nederlands in het zuiden. De nog geen 100.000 inwoners leven gebroederlijk naast elkaar. Na drie dagen met de auto te hebben rondgetoerd vinden we de Franse kant leuker en gezelliger dan de Nederlandse kant. De Nederlandse hoofdstad Philipsburg is de belangrijkste toegangspoort voor veel cruiseschepen. Tienduizenden mensen komen hier voor de belastingvrije koopjes. Het is niet officieel, maar de Amerikanen hebben het Nederlandse deel veroverd. De vele bekende fastfoodketens langs de kant van de weg, en de casino’s en grote hotels langs de parelwitte stranden, zijn daar het bewijs van. Nu met corona is dat wel anders. De grote cruiseschepen liggen werkloos aan de kade en de straten van Philipsburg zijn verlaten. 

Verlaten stranden en werkloze cruiseschepen

Aan de Franse kant is het gemoedelijker. In de hoofdstad Marigot, waar wij met de Zeevalk in de baai liggen, zien we geen grote ketens, maar leuke restaurantjes. ’s Morgens een stokbroodje halen bij de bakker. Slenteren door straatjes met leuke boetiekjes. Een loslopend paard op de weg, niemand doet daar moeilijk over. Het is allemaal gemoedelijker, maar het lijkt ook armer. De dollars van de rijke Amerikanen gaan blijkbaar allemaal naar de Nederlandse kant. Ook orkaan Irma die hier drie jaar geleden heeft huisgehouden is aan de Franse kant nog goed zichtbaar. De scheepswrakken liggen hier nog allemaal in het water, terwijl aan de Nederlandse kant veel subsidie is verleend om de wrakken te bergen. Veel huizen hebben geen daken en mensen leven half dakloos in hun huis. Telkens weer zien we de verwoesting van Irma en worden we met onze neus op de feiten gedrukt. Wat een kracht moet dat zijn geweest. Als zeilers hebben we respect voor de wind, maar een orkaan is wel even iets anders. 

De verwoesting van orkaan Irma


Dagelijks kijken we naar het weer en zien we veel tegenwind en windstiltes. Vertrekken we nu, dan doen we er vijf weken over. Iets te lang, als je het mij vraagt. Geduld is een schone zaak. Hopelijk kunnen we voor het orkaanseizoen oversteken. De Zeevalk is er klaar voor, nu ik nog!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Ons plan

De trossen zijn los!

Retteketet neemt sabbatical