Naar Martinique

De lamme helpt de blinde

Het contrast is nog nooit zo groot geweest. Na vijf maanden op de Suriname-rivier te hebben gelegen, liggen we nu in Martinique in de baai van St. Anne, samen met nog een paar honderd andere zeilboten. Het water is kristalhelder en ik voel de heerlijke noordoostpassaat door de boot waaien. Ik kijk uit over de oneindig grote Atlantische Oceaan. De muggen zijn bijna weg, net als de tropische warmte. En toch weet ik zeker dat ik nog vaak ga terugdenken aan Suriname. Het land heeft mijn hart veroverd. We worden nu niet meer gewekt door de brulapen of de papegaaien, die luidkeels overvliegen. En wat zal ik de pittige roti bij Joosje missen. En de warmhartige Surinamers. Ik heb de gele rotikruiden in theedoeken verpakt en meegenomen als souvenir. Vanaf nu is het stokbrood en moules

Zeilend de oceaan op 

We hebben deze overtocht samen met de Choctaw gemaakt. Dat maakte het weggaan een stuk leuker: samen de boten klaarmaken, boodschappen halen en het papierwerk regelen. Het zou een ruige tocht worden, dat wisten we bij voorbaat. Gelukkig is dit maar een oversteek van 600 mijl, maar dan wel halve wind. Een koers waarbij de golven veel vat op het schip hebben en we schuin gaan. Was er geen corona geweest, dan waren we via Tobego, Grenada en St. Vincent naar Martinique gezeild, van eiland naar eiland hoppend. Nu maken we deze slag in één keer, en dat maakt het ook wel weer bijzonder. We hebben voor Martinique gekozen, omdat we hopen dat de Covid-maatregelen daar redelijk stabiel blijven. Tijdens onze voorbereidingen zagen we dat andere eilanden dagelijks hun regels wijzigden of totaal op slot gingen. 

De dag van vertrek, een grijze dag

Deze overtocht is er eentje, die we niet snel vergeten. We zeilen samen met de Choctaw de Suriname-rivier af, de grote oceaan op. De avond valt snel en we zien elkaars toplicht soms boven de golven uitsteken. We zijn dan nog binnen marifoonbereik, maar dat is snel afgelopen als de Zeevalk het op haar heupen krijgt en er vandoor gaat. We ontvangen nog net bericht van de Choctaw dat hun motor niet aanslaat. Ze willen een beetje hoogte houden en in de geul blijven en niet, zoals wij, door het ondiepe stuk varen. Gelukkig krijgen we na een tijdje bericht, dat de motor het weer doet. De Zeevalk baant zich een weg door de golven en maakt soms enorme klappen. Het zeewater komt met regelmaat over de boot heen, de kuip in. Buiten zitten is dus niet echt een optie. De oceaan is 's nachts mooi verlicht door de volle maan. Af en toe steken we onze hoofden naar buiten om te kijken of er misschien iets aankomt, dat niet te zien is op de AIS, een visser of zo. Al snel is alles zout, binnen en buiten. Het zijn vijf dagen, die we uitzitten. Er gebeurt maar weinig op de Zeevalk. We hebben allebei geen puf om echt te gaan koken, het is te ruig. We eten wat noedels, een appel en krijgen nog net een broodje kaas weg. Binnen in de boot stijgt de temperatuur naar onaangename hoogte. We kunnen niks openzetten om lekker te luchten. De geur is te omschrijven als een kleedkamer vol zwetende mannen, die nog onder de douche moeten. Net als wij, en dan zijn wij nog maar met ons tweeën. 

Uitzicht over de oceaan 

Opeens horen we de genua klapperen. De furlerlijn is geknapt. Deze lijn is bedoeld om het zeil naar binnen te halen. Hans gaat aangelijnd naar voren en probeert uit alle macht de klapperende genua, waar ontzettend veel kracht op staat, met de hand in te rollen. Het is bijna een wonder dat het hem lukt. We zeilen verder op de fok in combinatie met twee riffen in het grootzeil. De Zeevalk haalt nog steeds snelheden van zeven knopen. De Choctaw is nu al een tijdje uit zicht en ook niet meer binnen marifoonbereik. Op de AIS zien we dat ze ongeveer tien mijl achter ons liggen. De laatste nacht varen we langs Barbados. In de middag van de volgende dag zien we St. Lucia en later Martinique liggen. We gaan bij St. Anne voor anker met nog een paar honderd andere zeilboten en genieten van de rust en ondergaande zon. Nog net voordat het echt pikkedonker wordt, arriveert ook de Choctaw. Zij hadden helaas weer motorpech, maar Akko kreeg het 40 jaar oude beestje toch weer aan de praat. Het aankomstbiertje smaakt heerlijk. 

Met de neus in de mangrove

De volgende dag varen we verder de baai bij Le Marin binnen. Hier liggen nog eens 1500 zeilboten. Zigzaggend varen we tussen de boten door naar de hurricane-hole, nu in gebruik als quarantine-hole. Hier moeten we voor anker. Ik had er nog nooit van gehoord, maar het blijkt een natuurlijke baai te zijn, omringd door een mangrovebos. Bij een orkaan vaar je de punt van de neus de mangrove in en bind je de boot vast. We zien veel wrakken van boten zo liggen, achtergelaten door de eigenaar. Niemand bekommert zich er meer om, een triest gezicht. Ondertussen hebben we van de maritieme autoriteiten bevestigd gekregen, dat we welkom zijn op Martinique. Wel moeten we nog een dagje aan boord blijven om de quarantaineperiode van zeven dagen vol te maken. Nou, dat vinden we geen probleem, lekker uitrusten. Na een gratis test (negatief gelukkig) zijn we vrij. We kopen gelijk wat proviand voor op de boot: stokbroden, brie, kaasjes, wijntjes, we zijn tenslotte in een provincie van Frankrijk. We liggen, zoals vanouds, met de boten gezellig tegen elkaar achter twee ankers. De motor van de Choctaw heeft het nu echt begeven; Akko krijgt er geen leven meer in. Dat verhaal krijgt nog wel een staartje. En onze Zeevalk heeft nog steeds geen zeewaardige dinghy. En zo helpen de lamme en blinde elkaar.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Ons plan

De trossen zijn los!

Retteketet neemt sabbatical